°1977 Terneuzen (Nederland)

 

2000 Mixed Media KASK Gent

1996 Beeldhouwkunst KASK Gent

1995 Kan. Psychologie Gent

Expo

2018
Zero Zero Gallery Los Angeles (US) – GIFC Worldwide
Saatchi Gallery London (UK) – Paper Cuts

L’Inconue Montreal (CA) GIFC Worldwide
Atlanta Contemporary (US) GIFC Worldwide
Salon Blanc Ostend (BE) – curated by Els Wuyts
252 cc Antwerp (BE) The Grid – curated by Denie Put (Charline Tyberghein, Pieter Jennes…)
#019 Ghent (BE) Sundays – curated by Valentijn Goethals (Martin Belou, Matthew Kneebone, Käre Frang, Dries Segers…)
Western Exhibitions Chicago (US) GIFC Worldwide
Dateline Denver (US) GIFC Worldwide
Showhouse Jay Jay Antwerp (BE) – The ball is in your court (Denie Put, Warre Mulder…)
Fisher Parrish Gallery Brooklyn, NY (US) Got It For Cheap Worldwide
Base Alpha Antwerp (BE) Prospect Part III (Zsofia Keresztes, Klaas Rommelaere, Koen Delaere…)
Panthera Today Brussels (BE) The Gathering – curated by Tamara Van San (Ann Veronica Janssens, Dirk Zoete, Leon Vrancken…)

2017

Manchester Contemporary (UK) Paper Cuts
Tripp Gallery London (UK) Paper Cuts – curated by Kris Day
Vleeshal Middelburg (NL) So you don’t get lost in the neighborhood #9
Gouvernement Ghent (BE) Transformers (Duo show Fia Cielen)

2015

CBK Middelburg (NL) Pop Up
Pand 3 Philippine (NL)

2014

CBK Middelburg (NL) Fragile Movements (Anne-Marie van Sprang)
WideScreenAudio Ghent (BE) Illuminations

2012

Monday Open Brussels (BE) (Solo)

2011

Tour&Taxis Brussels (BE) ‘Je m’affiche’ ( Tina Gillen, Hedwig Brouckaert…)

2010

CC De Steiger Menen (BE) (8*1 Robin Vermeersch, Marc Nagtzaam…)

2009

Sphinx cinema Ghent (BE) The One Minutes (Third Prize)
Campo Santo Ghent (BE) Connection
Nationale Bank Ghent (BE) The World One Minutes 

2008

De Brakke Grond Amsterdam (NL)
Today Art Museum Beijing (CN) The World One Minutes
Croxhapox Ghent (BE)
De Buren Brussels (BE)
Vooruit Ghent (BE) Frictiesvenster

2007

Filmplateau Ghent (BE) The OneMinutes (Nominated)

2006

Box 38 Ostend (BE)
Gemeentehuis Terneuzen (NL)

2005

Nieuwpoorttheater Ghent (BE) (Ben Benaouisse)

2004

Den Bouw Kalken (BE)

2003

Galerie Kunstzicht Ghent (BE)
Sphinx cinema Ghent (BE) KASKfilm
VUB Brussels (BE) Out Of Control

2002

Galerie Kunstzicht Ghent (BE)

2001

Cluster K Goes (NL)

1999

SMA/K/ASK Ghent (BE)
CJK Ghent (BE)
Galerie Trouvaille Terneuzen (NL)

 

 Publications

Youngspace 2018 – Interview with curator Kate Mothes

ArtMazeMag 2018 – Winter edition 6

Smoke and Dust #024 2018 – Occupation and Hospitality

————————————————————————————————–

Persona

After her studies psychology, sculpture and mixed media, Lysandre Begijn (NL, 1977) took up painting. Her work, which bears an affinity with installation art, embodies a strong connection between the psyche and art.

While much of Lysandre Begijn’s painterly work can be defined as abstract, this recent body of work strongly tends toward the figurative. Faces – or masks – is what instantly comes to mind. At the basis of these colourful ‘faces’ is an assemblage of abstract, flat painted forms and scraps of textile material. Some compositions have been entirely built up out of textiles. Between the draperies a play of veiling and unveiling unfolds, thus suggesting a continuous movement.

Painted shapes and the use of textile, endows the work with a direct and powerful physical presence. In this physicality the sculptor can be recognised. Using textiles undoubtedly accords a tactile quality to the work in which the classical format of the painting becomes a layered installation.

In the rawness of the works, using odd materials, and in the negation of conventional rules of well-defined art disciplines, these works find resonance with the masks made by Dadaist Marcel Janco. Janco made masks representing distorted, bizarre faces that found inspiration in the sculpted wooden masks of the Lötschental in the Swiss Alps and that were used during Dada gatherings.

Sources and references to Lysandre’s masks are manifold. They range from outsider art, folk art and tribal art to Pop Culture and the subconscious as interpreted by Carl Jung.

Masks, persona (of which the word person is derived) in Latin, tend to obfuscate the face of the real person, to provide a person with a second persona and to give free reign to the unconscious. Expressions often are grossly exaggerated. They help to externalise the subconscious and to vent the unknown, deep-rooted anxiety, the supernatural, primitive instincts.

More than representing faces, these installations are icons of faces. They are icons of the human condition, of sadness, of anxiety.

Masks – especially during carnival – give the bearer a new, alternative identity (or non-identity) which is lose from society and hence is able to comment on that society. During carnival two worlds of experience, that of the accepted reality and that of a parallel reality encounter one another, touch one another in the physical world.

These faces imply a transformation, an obliteration of the conscious ’self’.

Georges Petitjean (curator/author) – 2018

 

Fragile Movements

Wanneer een beeldhouwer begint te schilderen, ontstaat een ander soort schilderijen  dan wanneer de maker een schildersopleiding heeft. Dat is hoe je de ruimtelijk uitziende schilderijen van Lysandre Begijn zou kunnen verklaren. Het lijken ondiepe omgevingen waarin vormen bewegen – bladeren, buizen, strepen, nooit heel specifiek benoembaar. Een aantal jaren geleden neigden ze nog richting het plantaardige, de laatste tijd ogen die vormen strenger en kunstmatiger. Maar nog altijd dansen ze rond tegen een gladde achtergrond van een vaak vervloeiende kleur. ‘Het is maar een kleine stap van 3D naar 2D’, zegt ze over haar achtergrond als beeldhouwer. ‘Het scheppen van ruimtelijke constructies, zoals ik deed toen ik installaties maakte, dat doe ik nog steeds’.

Toch is beeldhouwen maar een van haar opleidingen, ook studeerde ze een jaar psychologie en doorliep ze na de kunstacademie een master mixed media. Begijn groeiede op in Terneuzen (Nl) in een artistiek gezin, en trok naar Gent waar ze is blijven wonen. Met haar opleidingen en vervolgens uitstapjes in andere vakgebieden – film, fotografie – heeft ze binnen de beeldende kunst een breed scala aan disciplines aangeraakt. Nog lange tijd maakte ze collages en tekeningen. Tekenen doet ze nog steeds maar ze toont de resultaten niet meer – ‘te privé’, vindt ze zelf. ‘Ze zijn belangrijk voor me, als een dagboek. Ik maak ze tussen het schilderen door, als verwerking van wat ik zie, meemaak, denk. Maar het zijn uiteindelijk de schilderijen die nu de hoofdmoot van mijn werk vormen’.

In Fragile Movements zijn het dan ook enkel de schilderijen die ze exposeert en alleen daarin is al een tweedeling. Drie jaar geleden waren ze fleurig en extravert, nu zijn ze donker en ingetogen. Zwarte vlakken overlappen kleurige gedeeltes met schijnsels die het contrast versterken – een dynamiek die past bij Movements uit de tentoonstellingstitel. Is die duisternis ontstaan door somberheid of is het enkel een artistiek gegeven? ‘Het was een heel persoonlijke ontwikkeling. Mijn vader schildert ook, heel donker – Pruisisch blauw, Van Dijck bruin, Burgundy rood. Eerder dit jaar had hij een tentoonstelling waar ik rondliep en besefte dat ik als kind altijd ben blootgesteld aan dat kleurpalet. Het huis was er mee gevuld. Het valt als een deken om je heen. Zwaarmoedigheid zit in zijn karakter en in zekere zin ook in mij. Daar gaan we anders mee om. Het is niet zo dat ik somber ben, maar dit is een balangrijk stuk in mijn leven, dat wil ik terughalen. kijken hoe ik me daartoe verhoud’.

Zo bevat Fragile Movements donkere en lichte doeken. Grijstinten met een soms  industrieel karakter, glanzend als de metalen uit iemands beeldhouwverleden, plaatst ze naast vervloeiende pastels en knallende groentinten van exotische planten. Daardoor zijn zelfs veel donkere werken van Begijn niet echt somber. Eerder lijkt het alsof haar oraganische wereld zich verplaatst van een tuin richting een dicht oerwoud. Ook daar groeien paars-roze orchideeën in fantasievormen, nu met minder zonlicht. Het zijn warme doeken alsof de donkerte ook een deken is, die de bloemen -of vlakken of buizen – toedekt. Het zijn paradijselijke verlangens die ze schildert op intuïtie . ‘Uitgevonden planten, ik omring me nooit met bestaande plaatjes’. Sinds ze die situeert in de schemering, heeft ze haar verfpalet aangevuld met spuitbussen. Die verf licht op, in neontinten, zoals glimwormen en oceaanwezens uit zichzelf licht produceren in een wereld waar externe lichtbronnen ontbreken.

‘En, zegt ze, als mensen daarin een zekere zucht naar schoonheid zien, dan klopt dat. Niet in de oppervlakkige zin, meer als een manier van overleven. Mijn hang naar een kloppend beeld is voor mij een manier om om te gaan met de zware dingen die het leven biedt. Ik ben gevoelig voor de beelden die ik op straat tegenkom. Rauw, ruw, dat komt hard bij mij binnen. Als remedie schilder ik. Het scheppen van een andere realiteit is een manier om te ontsnappen.’

Zo zoekt Begijn op  intuïtie naar een droomwereld die fundamenteel anders is dan die daarbuiten en steeds introspectiever wordt. Daarbuiten is het druk op een chaotische manier, niet organisch vloeiend zoals in de hare. Toch lijkt dat verlangen naar een ideale wereld in tegenstelling met haar steeds zwarter pallet. ‘Klopt, maar wat mij boeit is datgene waar je niet mee geconfronteerd wilt worden, zoals mensen naar horror kijken. Mijn interesse in psychologie uitte zich destijds in figuratief videowerk, over mensen in existentiele vraagstukken. Kunst en psyche zijn verwant. Nog steeds houd ik van het intuïtieve, onmeetbare, zoals in die donkerte. Maar wel zet ik die donkerheid naar mijn hand. Daarin licht integreren is een noodzaak. Enkel die somberheid, dat overleef je niet’.

Sandra Smets

kunsthistorica / kunstjournalist NRC-Handelsblad / HART-magazine

2013

Intuïtieve schilderijen

Intuïtie: de directe perceptie van waarheid, feiten e.d., onafhankelijk van enig redeneerproces. Inzicht zonder nadenken. (Definitie Grote Van Dale)

Volgens de Franse filosoof Henri Bergson (1859-1941) is de intuïtie (L’intuition) een vorm van inleving of intellectuele sympathie. Ze is een middel om op metafysische wijze tot de kennis van de wereld te komen. Deze boventijdruimtelijke manier om de wereld te beschouwen staat tegenover de analytische manier om de wereld te benaderen. De wetenschap die de wereld analytisch ontleedt, zet daarmee – nog steeds volgens Bergson – de wereld stil. De intuïtie daarentegen impliceert een dynamische houding.

Bergson is in de vergetelheid geraakt na de confrontatie met Einstein en diens relativiteitstheorie. Zijn gedachtegoed leent zich echter uitstekend bij een lezing van het werk van Lysandre Begijn. Niets is relatief in haar schilderijen die juist berusten op intuïtie. De intuïtie beantwoordt aan een flow, een continuïteit. Volgens eenzelfde continuïteit worden vormen uit de schilderijen gehaald.

Het ontstaan van deze ‘intuïtieve’ vormen is van meet af aan onderhevig aan een proces waar niets van tevoren vast staat. Dit proces kan vergeleken worden met een negatief-positief procedé waarin het negatieve, wat overblijft, aan belang gaat winnen. De vormen ontspruiten uit de achtergrond/voorgrond spanning. Dit samenspel volgt de beweging van het gevoelsdenken waarin bepaalde gedachten andere kunnen verdringen door er juist op voort te borduren.

Vooreerst is er een tabola rasa – het vrije veld. Daaruit worden in eerste instantie vormen gehaald. Naarmate het doek vordert en er steeds nieuwe vormen bijkomen, gaan deze tegen elkaar aanleunen en overlappen. Op die manier komen ‘restvormen’ – de ruimtes tussen de eigenlijke vormen – tevoorschijn. De restvormen kunnen op hun beurt het verdere scheppingsproces sturen. Er is bij Begijn geen sprake van een vooropgezet schema of plan; ze geeft tijdens het creëren een richting aan het ontstane spanningsveld tussen vormen.

Het concept ‘vorm’ kan hier zowel in abstracte als in concrete zin geïnterpreteerd worden. Als een vorm van automatische poëzie rijgen omgangsvormen, vormen van geluk en ongeluk, van liefde en leed, en vormen van spanning zich aaneen. We zien wel waar we uitkomen. Geen vastgelegd einddoel.

De doeken van Begijn lijken vage invloeden te spelen van Fernand Léger en Cy Twombly. ‘Shape meets poetry’. Met buisachtige volumes (tubes) tracht ze soms een richting en ritmiek te geven aan een krachtveld van vlakken en kleuren. Ze kiest voor een constante uitwisseling tussen organische en geometrische elementen, tussen beweging en rust. Begijn wil dat haar werk vibreert, een levensgevoel overdraagt.
Het narratieve blijft achterwege.

De spanning die Begijn in haar werk legt, is niet gemakkelijk. Kleur en vorm kunnen door hun onderlinge verhoudingen en wisselwerkingen voor irritatie of zelfs repulsie zorgen. Vrouwelijke intuïtie kan afstoten en afschrikken, vooral in een wereld die vaak gedomineerd wordt door mannelijke gezichtspunten.

Deze schilderijen zijn als zelfportretten van de maker. Voortdurend wordt er onderzocht, gevonden en bijgesteld. De actie van het schilderen vergelijkt Lysandre Begijn dan ook met een ritueel. Voorstudies of schetsen komen er nauwelijks aan te pas. Ze koestert de puurheid van het zoekend scheppen.

Gevoelswerken die tot stand komen in relatief isolement zijn altijd unheimlich, een beetje hermetisch. Ze laten geen hapklare analyse toe, maar zetten aan tot een intuïtieve oefening. Net als gedichten appelleren Begijns schilderijen in de eerste plaats aan het gevoel en dwingen ze niet tot een eenduidige lezing.

Georges Petitjean

Curator AAMU (Aboriginal Art Museum) Utrecht (Nl)

2010

—————————————————————————————————

Het is vaak in de rand dat mogelijkheden geopend worden die in het hoofdgebeuren onopgemerkt blijven.
Buiten de rand, in de marge – met andere woorden, het randgebeuren – vormt een vruchtbare grond waar
Lysandre Begijn zich creatief kan ontplooien. Begijn kiest niet voor een strak gedefinieerde techniek.
Eigenlijk laat zij het toeval vrij spel bij het bepalen van haar uitdrukkingsmedia.
Door open te staan voor uiteenlopende expressiemiddelen blijft zij trouw aan haar mixed-media opleiding
aan de Genste Academie voor Schone Kunsten.

Ze werkt vooral met wat overblijft, restvormen of materialen die na het gebruik van de traditionele media en
technieken (schilderen, tekenen, collages) achterblijven.
Dit niet-intentionele residu benadrukt de afwezigheid van expliciete vormen. Echter, afwezigheid kan zich soms
nadrukkelijker laten voelen dan aanwezigheid. Het vinden van toevallige vormen is verweven met de zoektocht
naar het vertalen van een gemoedstoestand. Het is immers in het randgebeuren, een onbepaalde zone,
dat de confrontatie met oerangsten kan worden aangegaan en dat liefde mogelijk blijkt.

Begijn tracht voortdurend uitdrukking te geven aan constante onrust, zelfs chaos. Hoe deze innerlijke onrust en
ongeordendheid het best evoceren? Het oproepen van drukte kan enkel als er ook beweging geïntroduceerd wordt.
Van een momentopname, van stilstand kan geen sprake zijn. Het is de beweging of actie, de fysieke uiting van een
gemoedstoestand die eigenlijk niet uit te drukken valt in een tijdsconcept, die moet worden vastgelegd.
Dit impliceert dat het resultaat nooit van tevoren vast staat.

In het onderzoek naar een gepaste vormentaal – zonder omlijnde betekenis – komt men vaak de onmogelijkheid tegen.
Toch betekent deze onmogelijkheid geen leegheid. Integendeel, er valt zelfs een zoektocht naar een mogelijkheid te bespeuren.
Deze zoektocht naar de perfecte liefde, zoals in het verhaal van de Griekse komedieschrijver Aristofanes, is onaflatend.
Het verlangen, de eeuwige zoektocht, is de conditio sine qua non, de drijfveer van iedere creatie.
Dit wordt weerspiegeld in een vroeg werk dat bestaat uit twee gehalveerde beeldjes en twee foto’s naar deze beeldjes.
Het lijkt alsof de figuur uit verse klei in twee afzonderlijke helften gedeeld is. Dit werk is de verbeelding van het onbereikbare,
het niet te lenigen verlangen naar eenheid. De klei werd nooit gebakken en het beeldhouwwerkje uit twee helften heeft maar
kortstondig bestaan. De eenheid werd pas teruggevonden wanneer het beeldje terug naar de staat van zuivere materie keerde.
Terug naar de eenheid van de ongedefinieerde vorm van de klomp klei, ontdaan van welke betekenis dan ook.

In het werk van Begijn is nog een zweem terug te vinden van haar opleiding beeldhouwen. Een letterlijk zoeken naar vorm,
blijft een constante. Het gebruik van een breed gamma aan materialen laat het zoeken naar en het onderzoeken van vormen
in verschillende gelaagdheden toe. In tegenstelling tot een schilder, tast Begijn de materie af. Schilderijen met connotaties
aan de abstracte schilderkunst van de tweede helft van de 20ste eeuw, ontstaan uit haar directe manier om met vorm en
materie om te gaan. Letterlijk stapelen lagen zich op. Net zoals dit met het restmateriaal het geval is, verworden sporen van verf,
lakverf, en ander materiaal tot sporen van ‘gevoelsdenken’. Getuigen van onrust zonder perspectief.

Uitingen van vrije associatie zijn tevens terug te vinden in talrijke tekeningen van Begijn. Ook in dit medium wordt in en met het
randegebeuren gewerkt. Het toeval wordt wederom toegelaten. Soort en vorm van het papier, natuurlijke degradatie van het papier
gaan een symbiose aan met de tekening. Ze weerspiegelen menselijke aspecten.

In de vroege tekeningen vindt er eerder een deconstructie van de vorm plaats. Eerst wordt de voorgekouwde, aangeleerde vormentaal
overboord gegooid.
Wat overblijft na het uitknippen van afgebakende vormen, dient als basis voor nieuwe, ongedefinieerde vormen. Het opwekken van beweging
is hier primordiaal. De queeste naar nieuwe vormen wordt gevoed door het effect van vlekken en lijnen die bij het schilderen buiten de rand vallen.

Wat uitgebeeld wordt in de tekeningen van Lysandre Begijn, bevindt zich in een toestand van constante fluïditeit. Organische en geometrische
abstracte elementen zijn in een voortdurende strijd met elkaar verwikkeld. De organische elementen lijken ingewanden, menselijke organen.
De ogenschijnlijk geometrische elementen evoceren het niet-menselijke, het machinale, het digitale van het heden. Beide soorten elementen
worden echter onderworpen aan een defragmentatieproces.
Het organische of gevoelsmatige is met het pseudo-geometrische in een doorlopende strijd verwikkeld.

In haar tekeningen op groot formaat gebruikt Lysandre Begijn verschillende substanties verf door elkaar.
Deze verfsoorten, variërende van plakaatverf tot lakverf, gaan het thema van het vormelijke weerspiegelen.
De materie gaat zich bij de vorm aansluiten en zelfs trachten samen te vallen. Pasteus aangebrachte lakverf roept het industriële,
het machinale op. Diezelfde gepolijste, gladde kwaliteit van lakverf, wordt echter tegengewerkt door de minder zwaar, zelfs licht
opgelegde kwaststroken.

Deze technische ingreep kan gelezen worden als het gevoelsmatige dat de strijd aanbindt met het materiële, het stoffelijke.
Het transparente van sommige vlakken in de compositie brengen een unheimlicheit, een ongemak teweeg bij de toeschouwer.
Uitgeknipte vormen en tekeningen komen terug in fotomontages en collages. De achtergrond ervan wordt gevormd door uitvergrote
fotografische reproducties van schilderijfragmenten. De collages zijn werkelijk assemblages van allerlei beelden en materialen,
die op hun beurt gefotografeerd werden. In deze werken springen de vormen uitgesproken naar voren. Abstractie ruimt plaats voor figuratie.
Figuren doemen op en verdwijnen zoals in een droom of nachtmerrie. Oerliefde of oerangst. Angst als tegenpool van de euforie.

Door dit inbrengen van herkenbare beeldfragmenten uit de werkelijkheid, en het opwekken van beeldassociaties, wordt een gevoel van
onbehagen gecreëerd. Een vrouw komt uit brandend metrostel. Een kidnapping vindt plaats in een idyllisch tirolerlandschap.
De samengestelde beelden hebben een ‘sloganeske’ kwaliteit. Kinderen lijken weg te rennen van een napalm aanval.
De beelden appeleren direct aan ons collectief (angst)bewustzijn. In feite lopen de kinderen in kwestie achter een bal aan.
Werkelijkheid misleidt. Een dreigende figuur, het archetype van de terrorist verscholen achter een hoofddoek, is in feite een beeld
van een vrouw die zich behoedt voor een zandstorm in de woestijn. Een liefelijk portret blijkt een gehandboeide vrouw te zijn.
Surrealisme is nooit veraf. Toch blijft het verhalende steeds ondergeschikt aan de vorm. Een ogenschijnlijke afrekening van de maffia is
een excuus om vormelementen weg te laten of juist te tonen.

Wat deze beelden van duistere chaos zo herkenbaar maakt, is de vervlechting van beelden van reëele angst (de moord, oorlog) met beelden
van oerangst zoals die in de nachtmerrie naar boven borrelt. De verwerking van een ongebruikelijk en vooral onverwacht materiaal,
wekt spanning en bevreemding op. Het uitgeknipte portret van de moordenaar is omringd door rozeblaadjes; oren van een boosaardig reuzenkonijn of horens?

Georges Petitjean

Curator AAMU (Aboriginal Art Museum) Utrecht (Nl)

2008